Techniekinformatie Gerstekorrel en Ajour
Er zijn voor deze weefselstructuren veel verschillende benamingen die je tegenkomt in weefboeken uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten, Duitsland en de Scandinavische landen. Zo wordt gerstekorrel bronsons weave, gerstekorn, spot weave, spot bronson, droppdräll, sjusprangdräll en speckweave genoemd. Voor ajour worden onder andere de termen bronsons lace, huck en huck lace gebruikt.
Kenmerken Gerstekorrel
De basis van deze weefsels is een linnenbinding. Door het veranderen van de bindpunten ontstaan flotteringen. Bij de gerstekorrel ontstaan geen gaatjes omdat de flotteringen worden omringd door een linnenbinding. Er zijn nooit twee flotteringen naast of boven elkaar en gaan meestal over 3 of 5 draden. De inslagflotteringen aan de ene kant van het weefsel vormen scheringflotteringen aan de andere kant. Traditioneel werd dit weefsel gebruikt voor tafelkleden, theedoeken en luiers.
Binding
Rijging : alle oneven draden zitten op schacht 1, terwijl de patroondraden in paren verdeeld op de even schachten zitten.
Aanbinding: er zijn twee trappers voor de linnenbinding, de overige trappers zijn voor de patrooninslagen. Daar wordt steeds één patroonschacht niet opgetild, zodat er een flottering ontstaat. Die kunnen gaan over 3, 5 of 7 draden.
Bindingstekeningen Gerstekorrel
Met 8 schachten kun je de eerste twee schachten gebruiken als de ‘onevenschacht van de linnenbinding’. Hierdoor wordt schacht 1 minder belast qua gewicht en kun je de hevels beter verdelen. Ook kun je meer dan één patroonschacht optillen waardoor er, optisch gezien, vlakken ontstaan.
Kenmerken Ajour gaatjesweefsel
Bij deze vorm van ajour zijn er blokken met linnenbinding en blokken waarin schering- en inslagflotteringen naast, boven en onder elkaar zijn, zodat daartussen gaatjes ontstaan. Er zijn minstens twee rijggroepjes en twee inslaggroepjes naast elkaar nodig om een gaatje te zien. In een los weefsel en na wassen, schuiven de flotteringen naar elkaar en ontstaan de gaatjes. In een dichte setting verdwijnen de gaatjes en blijft louter een structuur over. Flotteringen zijn over het algemeen over 3, 5 of 7 draden. Op 4 schachten kun je over de hele breedte alleen óf gaatjes weven óf linnenbinding, geen combinatie.
Bindingstekeningen Ajour gaatjesweefsel
Kenmerken Ajour kantweefsel
Bij deze vorm van ajour zijn er blokken met linnenbinding en blokken met scheringflotteringen óf blokken met inslagflotteringen. De flotteringen worden gebonden door een draad in de linnenbinding. De gaatjes worden daardoor in vieren verdeeld, wat een venstertje genoemd wordt. De flotteringen gaan meestal over 5 of 7 draden. Traditioneel werden deze weefsels gebruikt voor gordijnen en tafelkleden.
Bindingstekeningen Ajour kantweefsel
Ontwerpen
Voor de gerstekorrel ontwerp je langs een keperlijn. Een ajourweefsel bedenk je als een blokontwerp.
Kleurgebruik
Bij het gebruik van één kleur voor schering en inslag komt de structuur van deze weefsels duidelijk tot zijn recht, bij ton sur ton zie je de flotteringen beter. Hoe groter de kleurcontrasten, hoe meer ze het structuurelement zullen overschaduwen. Bij ajourweefsels is het wijs de kleuren gelijk te laten lopen met de blokken. Kleuren voor gordijnen zul je op twee manieren moeten beoordelen: als het licht erop valt en als het licht er doorheen schijnt.
Garendichtheid
In principe weef je deze weefsels als een vierkante linnenbinding, dat wil zeggen met evenveel draden in de schering als in de inslag, maar de garendichtheid is afhankelijk van het doel. Bij de ajour kan het dan gaan om transparantie, die bereik je door naar verhouding weinig draden per centimeter te plaatsen, de linnenbinding wordt dan gaziger. Proefweefsels maken is in dit geval essentieel. Na het wassen kun je immers pas de gaatjes zien.
Materiaal
In principe zijn alle kwaliteiten garens te gebruiken. Traditioneel werd voor de gerstekorrelweefsels hetzelfde garen gebruikt voor de schering en inslag, vaak linnen omdat er bij het strijken een mooie glans ontstaat. Voor de ajour geldt dat gladde garens de structuur het beste tot zijn recht laat komen maar soms kunnen garens met een klein structuurtje erin juist het patroon verlevendigen. Erg gladde garens zullen in een los weefsel eerder gaan schuiven dan wat stroevere garens.
Aandachtspunten
Bij de gerstekorrel moeten de buitenste draden op schacht 1 komen. Het is aan te raden om geen grote blokken aan de zijkanten te maken: dat zou kunnen gaan trekken. Bij de ajourweefsels geldt dat tenminste de twee buitenste draden linnenbinding moeten weven.
Er zijn vaak meer hevels nodig op schacht 1 dan op de overige schachten. Bereken dus van te voren het benodigde aantal.
Variaties
Er zijn variaties mogelijk door dikke en dunne materialen te gebruiken of combinaties van grote en kleine flotteringen. Bij ajour kun je kiezen om, als alternatief voor het meest voor de hand liggende, de vorm in linnenbinding te weven en de achtergrond juist in ajour.
deze informatie is te vinden op weefinspiratie.nl en vrij te gebruiken met vermelding van de bron