Kepers
Bij kepers lopen er altijd schuine lijnen over het weefsel, soms lang, soms kort. Een keperweefsel bevat meer draden per centimeter dan een linnenbinding waardoor een wat zwaarder weefsel geweven kan worden dat toch soepel blijft. Door de aanbinding kan er meer van de schering te zien zijn (scheringkeper) of juist meer van de inslag (inslagkeper). Een alledaags voorbeeld is spijkerstof, maar kepers worden voor allerlei soorten stof gebruikt.
Techniekinformatie Kepers
Kenmerken
Er lopen schuine lijnen over het weefsel, soms lang, soms kort. Het keperweefsel kan meer draden per centimeter bevatten in schering en inslag dan een linnenbinding (ofwel platbinding of effenbinding) waardoor je een wat zwaarder weefsel kunt weven dat toch soepel blijft. De schuine richting van de keperlijnen kunnen een versierend effect hebben. Door de aanbinding kan er meer van de schering te zien zijn (scheringkeper) of juist meer van de inslag (inslagkeper). Een alledaags voorbeeld is de bekende spijkerstof. Kepers worden gebruikt voor allerlei soorten kledingstoffen.
Binding
De kleinste keper vraagt om 3 schachten waarbij de inslag draad over één draad en onder twee draden gaat. De kruising van de inslagdraad schuift ieder volgende inslag één scheringdraad op. De verschuiving kan zowel naar links als naar rechts gaan. Bij een keper op 8 schachten, komen er extra bindpunten, omdat de flotteringen anders te groot worden. Dit heet een versterkte of meergraatskeper (zie artikel ‘Trapvariaties voor achtschachtskepers’ bij DOEN )
Kepervariaties
Er zijn veel kepervariaties waarvan sommigen een eigen naam hebben gekregen. Die naam is gerelateerd aan de rijging of aan het weefsel dat ontstaat. Hierna volgen een aantal variaties.
Gelijkzijdige keper (balanced twill)
Hiervan is sprake wanneer er evenveel draden boven en onder worden gepasseerd. De kleinste versie is een 2/2 keper, hiervoor zijn dus minimaal 4 schachten nodig.
Ongelijkzijdige keper (unbalanced twill)
Hierbij worden minder draden of meer draden boven en onder gepasseerd.
De kleinste versie hiervan is een 1/2 keper of een 2/1 keper.
Gebroken keper (broken twill)
In deze variant wordt de keperlijn in de rijging onderbroken. Datzelfde geldt voor de inslagvolgorde. Als variatie hierop kunnen delen van de rijging worden gespiegeld.
Keper op 8 schachten
Bij kepers op 8 schachten kun je kiezen voor verschillende aanbindvelden, waardoor er meer of minder schering- en inslageffect ontstaat. Hieronder de meest gelijkwaardige met een 3-1-1-3 aanbinding.
Golfkeper (undulating twill)
Het golfeffect van de golfkeper maak je door in de rijging of in de trapwijze bepaalde schachten te herhalen. Bij de rijging doorbreek je de rechte rijging door bijvoorbeeld op één schacht naast elkaar twee of drie hevels in te rijgen. Bijvoorbeeld op schacht 3 en nog eens op schacht 5. De rechte diagonaal stokt dan even, om daarna weer verder te gaan. Dat geeft visueel het idee van diagonale golven. Bij de trapwijze herhaal je een bepaalde inslag in je rechte trapwijze, waardoor de steilheid even stokt. Je krijgt dan golven in de lengte.
Variaties zijn mogelijk door keringen in de rijging te maken of door schachten over te slaan in de rijging of trapwijze. Een achtschachtsgetouw geeft meer mogelijkheden.
Omdat sommige draden een beetje kunnen verschuiven ten opzichte van elkaar is het van belang na te denken over het soort garen dat je gebruikt. Een wollen draad haakt wat meer aan elkaar na het vollen van de stof. Daarmee wordt het geheel samenhangender. Een ander aandachtspunt vormt de lengte van de flotteringen afhankelijk van de functie die de stof krijgt.
Spitskeper (point twill)
De spitskeper wordt zo genoemd vanwege zijn spitsrijging. Hiervoor is minimaal een 4 schachtsgetouw nodig. De keerpunten van de rijging zitten op schacht 1 en 4, bij een 8 schachtsgetouw op 1 en 8. Wanneer de inslag de lijn van de schering volgt, ontstaan er ruitvormen in het weefsel. De vorm van de ruit is afhankelijk van de aanbinding. Een 2-2-2-2 aanbinding ziet er anders uit dan een 3-1-1-3. De ruiten krijgen soms eigen benamingen zoals kraanoog of Chinese ruit.
Variatie: door de keperstukken te verlengen, wordt de ruit groter. (extended point twill)
Slangenkeper (advancing point twill)
Kenmerkend voor een slangenkeper zijn diagonale banen met schering en inslag effect. De keerpunten verschuiven telkens 1 of meer schachten, datzelfde geldt voor de inslagvolgorde.
Er kunnen zowel bij de inrijg- als bij de inslagvolgorde geen schachten worden overgeslagen . Voor dit weefsel zijn minimaal 8 schachten nodig. Zie ook de artikelen ‘Slangenkeper op 8 schachten’ en het vervolgartikel ‘Slangenkepers’ op de webpagina DOEN.
Verschoven keper (extended twill)
Kenmerkend zijn weer de diagonale banen met schering en inslageffect, net als bij de slangenkeper. Er is nu echter sprake van opschuivende keperstukken. Die keperstukken kunnen 4 maar ook 5, 6 of 7 scheringdraden breed zijn. Soms kunnen de flotteringen te lang worden naar je zin. Door te variëren met de aanbinding is daarin sturen. Gebruikelijk is om op minimaal 8 schachten te weven. Het weefsel kán ook op 4 schachten maar dan zie je nauwelijks de banen.
Variaties: Wanneer je keperstukken herhaalt kunnen slingerlijnen ontstaan. Ook kun je de rijging spiegelen of omgekeerd herhalen. Dat geeft weer andere effecten. Een andere manier om te variëren is door de aanbindingen te veranderen.
Vlechtkeper (braided twill, plaited twill)
De vlechtkeper is een weefsel waarbij haaks op elkaar staande lijnen elkaar lijken te kruisen als een vlecht. Er zijn verschillende manieren om een vlechtkeper te maken: op een gebroken keperrijging , een gebonden keperrijging of op een rechte rijging. Het hangt van de aanbinding en de trapwijze af welke verschijningsvorm de vlechtkeper krijgt.
Vlechtkeper met rechte rijging en rechte inslag, waarbij het patroon ontstaat door de aanbinding
Keperpellen (block twill)
Deze keper is van een heel andere categorie dan de bovenstaanden. Het gaat hier namelijk om een blokweefsel. Hiervoor zijn minimaal 8 schachten nodig. Een 1/3 keperblok op 4 schachten wordt afgewisseld met een 3/1 keper op de andere 4 schachten. De blokken zijn rechthoekig of vierkant. De keperlijnen van het ene blok zijn tegengesteld aan die in het andere blok waardoor scherpe afsnijdingen van het ene naar het andere blok ontstaan. In Nederland werden deze weefsels geweven in speciale pellenweverijen op pellenweefgetouwen. De pompdoeken zijn een bekend overblijfsel daarvan, geweven in blauw en ecru. Ze werden ook wel met een satijnbinding geweven, dan zijn er minimaal 10 schachten nodig.
Aandachtspunt: maak aan de zijkant kleinere blokjes, anders gaat de stof bubbelen.
Variatie 1: de blokken kunnen afgewisseld worden met een schering- of inslageffect over de gehele breedte van de stof. Visueel lijkt er dan een klein 3D-effect te ontstaan. Deze afwisseling kan makkelijker geweven worden met een hand- of dobbygetouw. Sowieso geeft de 3/1 keper een boleffect en de 1/3 keper een wijkend effect.
Andere variaties zijn mogelijk door keringen in de rijging te maken of juist in de inslag een andere volgorde te kiezen. Ook zijn andere aanbindingen mogelijk. Let daarbij wel op de lengte van de flotteringen.
Een paar draden van een andere kleur in een blok mee laten lopen kan, gecombineerd met hetzelfde in de inslag, visueel een sterk grafisch effect geven.
Kleurgebruik
Er is geen beperking in kleurgebruik. Effen garens of gemêleerde garens, het kan allemaal. Kleuren kunnen in elkaars verlengde liggen of juist heel contrastrijk zijn. Wat mooi wordt hangt af van waar je wilt dat de focus op ligt: op de structuur van het weefsel of op de kleuren.
Veel en krachtig kleurgebruik of het gebruik van kleurbanen laat de aandacht voor de structuur verminderen. Eén en ander is afhankelijk van de soort keper die je gebruikt. Een verschoven keper vraagt om iets anders dan een vlechtkeper, slangenkeper of een spitskeper. Vaak zijn effecten duidelijker te zien bij contrasterende kleuren voor schering en inslag. Het is zaak om tamelijk grote partijen schering- tegenover inslageffect te maken. Anders mengen de kleuren zich tot een nieuwe kleur en zie je geen effecten van de kleuren ten opzichte van elkaar. Een langzaam veranderende kleur in de schering en inslag kan de structuur sterker maken. Het gebruiken van afwisselend dik en dun garen in de rijging en in de inslag geeft weer heel eigen specifieke effecten.
Garendichtheid
In het algemeen geldt voor kepers de regel: 2/3 van het aantal draden in 1 centimeter. Zie voor een uitgebreide uitleg van een garenberekening de webpagina DOEN.
Materiaal
Allerlei materialen zijn mogelijk: dik, dun, dof, glanzend, stug, soepel, glad, pluizig, structuur of kleur verlopende garens. Maar ook materiaal als: papier, plastic, repen stof, metaaldraad, cadeaulint, nylon vislijn, etc. En opnieuw geldt: te gebruiken afhankelijk van je doel. Stof die een toepassing kent, vraagt om iets anders dan een autonoom (kunst)werk. Rek en buigzaamheid, stijfheid of veel krimp kunnen fraaie visuele effecten geven. Evenals enorme flotteringen met hele dikke draden afgewisseld met hele dunne. Voor een schering geldt dat het garen bestand moet zijn tegen slijtage door het rietgebruik, dus slubgaren werkt minder goed dan glad garen. Hetzelfde geldt voor de sterkte van de draad. Veel draadbreuk vermindert het weefplezier.
Het weven
Je weeft een keper in zijn algemeenheid in een vierkantstelling: met evenveel draden per centimeter in de breedte als in de lengte. Meten is weten, dus gebruik een centimeter. Een stof geweven in vierkantstelling valt, drapeert, voegt het mooist. Maar ook hier geldt: het is geen wet. Wanneer je niet dezelfde draaddichtheid gebruikt voor de rijging en de inslag, moet je zelf bedenken hoe dicht je de inslag weeft, afhankelijk van je doel. Datzelfde geldt voor het maken van grote flotteringen, afgewisseld met kleine: de grote flotteringen krimpen meer, dan de kleine. Dan krijg je dus een bobbelig weefsel. Vanzelfsprekend ook weer afhankelijk van het gebruikte garen.
Gebruik altijd een zwevende zelfkantdraad: de buitenste draad die extra aan de zijkant meedoet, niet door een hevel gaat én alleen door een rietopening. Bij het weven zorg je er zo voor dat altijd het uiteinde van de inslag over de volledige schering gaat. Daardoor krijg je een mooiere zelfkant.