Netwerkkeper
In netwerkweefsels zijn tenminste twee duidelijk verschillende weefstructuren zichtbaar in diagonale en gebogen banen en in ronde en gebogen vlakken. De scheidingen tussen de vlakken zijn vage overgangen, met incomplete bindingsrapporten. Op de doen pagina vind je uitgebreid cursusmateriaal voor het weven van netwerkkepers.
Techniekinformatie Netwerkkeper
Kenmerken
Oliver Masson en Francois Roussel introduceerden eind jaren ’80 van de vorige eeuw netwerkweefsels vanuit de wens om bekende weefseltechnieken als ajour, kepers, gerstekorrels, wafels, double face, lampas en dubbelweefsels minder ‘blokkerig’ te maken. Alice Schlein schreef een aantal verklarende artikelen hierover. Netwerkweefsels werden succesvol toen de computer zijn intrede deed. Zonder een computerprogramma kan dit weefsel wel gemaakt worden, maar dat kost enorm veel tijd en gepuzzel op ruitjespapier. In WinWeef is hier een speciale module voor ontwikkeld.
Netwerkweefsels zijn gebaseerd op (of afgeleid van) weefsels waarin, onder dezelfde rijging, afwisselend tenminste twee duidelijk verschillende bindingsstructuren geweven kunnen worden. Als de rijging en trapwijze in blokken worden verdeeld, kunnen die verschillende bindingstructuren naast elkaar geweven worden. Er zijn dan duidelijke scheidingen tussen de blokken. Door de rijging en de trapwijze op een raster (lees: netwerk) te plaatsen kunnen diagonalen en golvende lijnen ontstaan met die structuren. Er zijn dan geen duidelijke scheidingen tussen de ene en het andere structuurvlak maar daar ontstaan banen met mengvormen. Dan spreek je van netwerkweefsels.
Binding
In netwerkkepers zijn verschillende weefstructuren zichtbaar in diagonale en gebogen banen en in ronde en gebogen vlakken. Er zijn delen met scheringkeper en delen met inslagkeper. De scheidingen daartussen zijn vage overgangen met incomplete bindingsrapporten. Ter verduidelijking zie je hier de bindingstekeningen van een pellenweefsel en een netwerkkeper. Het pellenweefsel heeft duidelijk afgebakende blokken van scheringeffect en inslageffect. In het netwerkweefsel zie je twee bindingen geleidelijk en langs gebogen lijnen in elkaar overlopen.
Benaming
Omdat ‘netwerkkeperweefsel met rapport 1-2’ zo’n mondvol is, worden netwerkkeperweefsels vaak aangeduid met het getal van het netwerkrapport zoals netwerk 3, netwerk 4 en netwerk 5.
Een netwerkrapport van ‘netwerk 3 is dus gebaseerd op een 1-2 keper (zie hierboven) en een netwerkrapport van ‘netwerk 4’ is gebaseerd op een 1-3 keper.
Kleuren
Kleurkeuze en kleurverdeling zijn afhankelijk van het soort netwerkweefsel. Kleurcontrasten zijn afhankelijk van je wens om meer of minder nadruk op de structuur van de incomplete rapporten te leggen. Groot contrast geeft minder nadruk op structuur. Kleurbanen in schering en inslag doorbreken de golvende patroonlijnen, maar kunnen ook expres gebruikt worden om het patroon te ondersteunen. Daarbij geldt dat een kleurwisseling in de patroonblokken meer zichtbaar is dan een kleurwisseling tegelijk met een blokwisseling. Hoe meer kleuren je gebruikt, hoe minder een patroonlijn zichtbaar is. Bij het gebruik van grof materiaal kunnen licht-donker contrasten onrustig worden.
Ontwerpen als blokpatronen
Alle netwerkweefsels zijn te ontwerpen als blokpatronen. Deze blokpatronen kun je ontwerpen als gedeformeerde (onzuivere) kepers, waarbij je uitgaat van twee soorten ontwerplijnen voor rijgingen en trapwijzen.
Instelling
Praktisch alle netwerkweefsels komen het mooiste uit met een vierkante instelling.
Materialen
De materiaalkeuze is afhankelijk van het doel. Gladde garens laten patronen en structuren duidelijk zien. Met structuurgarens wordt het patroon vager. Sommige netwerkkepers zijn mooi voor de verwerking van handgesponnen wol. Het versterkt de structuur van de wol.
Zelfkanten
Het gebruik van een zwevende zelfkantdraad is noodzakelijk.
deze informatie is te vinden op weefinspiratie.nl en vrij te gebruiken