Zomer en winter
Techniekinformatie Zomer en winter
Kenmerken
Zomer en winter (summer and winter) is een blokweefsel waarbij afwisselend meer van de schering of meer van de inslag te zien is. De naam komt waarschijnlijk door het gebruik als bedsprei in vroeger tijden. De lichte schering met een donkere inslag zorgt voor een donkere kant waar meer van de inslag te zien is en een lichte kant waar meer van de schering te zien is. In de winter lag de bedsprei (tegen stof en ander vuil) met de donkere kant boven, in de zomer met de lichte kant. Het weefsel verschijnt nu ook als stof voor kussens, jasjes, sjaals, keukendoeken, tafelkleden, etcetera en ook als autonoom design.
Binding
Het weefsel bestaat uit een grondbinding, met daarnaast een patrooninslag. Die bestaat uit een inslagflottering die nooit over meer dan drie draden gaat. Na elke patrooninslag volgt een linnenbindingsinslag. Schacht 1 en 2 weven de ene slag van de linnenbinding, alle andere schachten samen weven de tweede slag van de linnenbinding (tabby).
Binding op 4 schachten
Op een 4-schachts handweefgetouw of op een dobbygetouw kun je weven met twee blokken. Bij een trapgetouw met 4 schachten heb je minimaal 6 trappers nodig. Elk blok bestaat uit minimaal 4 draden. Elke schacht die je meer hebt, leidt tot de mogelijkheid van meer blokken. En daarmee tot een veelvoud van inslagvolgordes in de verschillende blokken.
De draden op schacht 1 en 2 weven én in de linnenbinding én (elk afwisselend) in de patrooninslag mee. Ze binden de inslagflottering. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid tot het vaak herhalen van dezelfde blokken, zonder dat het tot te lange flotteringen leidt. De Zomer en winter hoort hiermee tot de ‘two-tied’-weefsels.
Voor en achterkant zijn elkaars tegengestelde: waar aan de voorkant de patrooninslag over drie draden gaat zijn aan de achterkant alleen de scheringdraden te zien, met op het punt van de bindingsdraad een patrooninslag over 1 scheringdraad. De volgorde van de patrooninslag bepaald het uiterlijk:
de inslagflotteringen verschuiven baksteensgewijs – voor- en achterzijde
de inslagflotteringen zijn zodanig paarsgewijs gegroepeerd dat er een X of een O ontstaat
een herhaling van een patrooninslag leidt tot een spijltjesachtig uiterlijk, dit patroon staat bekend als dukågang (Zweeds)
Binding op 6 schachten
Bij 6 schachten zijn er al 4 blokken. Je hebt er 10 trappers voor nodig op een trapgetouw.
In bovenstaand plaatjes kun je zien hoe je hier zelf mee kunt spelen op een trapgetouw en op een tafelgetouw of dobby
Op een handweefgetouw met 8 schachten, kun je nóg twee blokken extra maken. Deze 6 blokken maken een ongelooflijke hoeveelheid combinaties mogelijk. Het principe van de rijging blijft dezelfde. Telkens is de aanbinding van 1 blok hetzelfde: Schacht 1 en schacht 3 omhoog, rest omlaag; schacht 2 en 3 omhoog rest omlaag: inslagflottering aan de voorkant in het blok met schacht 3. Schacht 1 en schacht 4 omhoog, rest omlaag, schacht 2 en schacht 4 omhoog rest omlaag: inslagflottering in het blok met schacht 4. Etcetera. Maar omdat je 4 blokken hebt, kun je ook combinaties maken van blokken die inslagflottering weven. Dan gaat of gaan de schachten van 5 en/of 6 ook mee omhoog. Dat betekent wel bij een trapgetouw dat je de trappers telkens anders moet aanbinden. Bij een tafelgetouw of dobby is dat eenvoudig.
Ontwerpen
Het weefsel ontwerp je in blokken, zonder de tabby-inslag. Het kleinste blokje bestaat uit minimaal vier draden. Het is bij het ontwerpen handig wanneer je de verschillende blokken benoemd als blok A, B, C, D etc. Je houd dan meer overzicht. Dat brengt willen en kunnen makkelijker bij elkaar: bijvoorbeeld ‘ik wil dat hier een zwaar/breed blok komt dus blok A en B moeten hier samengaan.
Materiaal
Voor de schering kun je alle soorten garens in alle diktes gebruiken. De linnenbindinginslag is van dunner materiaal of dezelfde dikte als de scheringdraad, de patroondraad kan dezelfde dikte hebben als de scheringdraad of dikker. Katoen, linnen, wol, chenille, cottoline, alles kan.
Garendichtheid
Bereken het aantal draden per centimeter als een soepele linnenbinding, dat wil zeggen meer dan bij een keper, minder dan bij een linnenbinding. De wat dikkere patrooninslagdraad is vullender, die neemt dus wat meer ruimte in.
Kleurgebruik
De scheringkleur is duidelijk zichtbaar als verticale streep in sommige blokken en beïnvloedt de menging van kleuren in alle blokken. Ook de linnenbindingkleur heeft invloed op de schering. De patrooninslag geeft sterke horizontale strepen en is duidelijk zichtbaar in de patroonblokken en mengt zich met schering en linnenbindingsinslag op de vlakken waar de patroondraad flotteert aan de achterkant. Door de inrijging ook in kleurblokken te maken, schep je extra kleureenheden. De rijgkleur en verschillende inslagkleuren bij de patroondraden maken een kleurig patroon. Ook het veranderen van de dunne linnenbindingsinslag kleur beïnvloedt het geheel.
Aandachtspunten
- Je weeft minimaal met twee schuitjes.
- Om mooie zelfkanten te krijgen eindig je het laatste blok op schacht 1 of 2. Een of twee zwevende zelfkantdraden dragen bij aan nog mooiere zelfkanten.
- Het moet een soepel weefsel worden, dus niet té hard aanslaan, maar ook niet zo los dat de stof een vodkwaliteit krijgt.
- Tel van te voren het aantal hevels op schacht 1 en 2 voor je begint te rijgen. Zet hevels bij wanneer dat nodig is. (ervaren weefsters met een veelschachtengetouw (dobby of handweefgetouw) kunnen de schachten 3 en 4 ook gebruiken voor de linnenbinding. Wel even puzzelen op de aanbinding)
- Wanneer je bij 8 schachten geen 10 trappers hebt, kun je, door een aanbinding te maken die elke schacht aan één trapper bindt, met het gebruik van twee of drie trappers tegelijk toch 4 blokken weven. Het eist echter wat creativiteit om met twee voeten drie trappers tegelijkertijd in te trappen.
- Maak een proefweefsel voor je begint aan het maken van een groot werkstuk. Constateer na het wassen of het resultaat je bevalt.
- In tijdschrift- of boekpatronen laat men voor de duidelijkheid van het patroonbeeld de tabby/linnenbindinginslag vaak achterwege. Er staat dan alleen ‘use tabby’.
Variaties
- Meerkleuren patrooninslagen(summer and winter polychrome)
In plaats van na elke patroondraad inslag een tabby-inslag te weven, maak je nog een patrooninslag voor je de tabby maakt. De twee opeenvolgende patroondraden zijn verschillend van kleur en weven verschillende blokken. Het kleuruiterlijk van je weefsel hangt af van welke kleurvolgorde je hanteert bij het inslagrapport.
- Figuren of letters
Met Zomer en winter kun je figuren of letters maken door te spelen met blokvormen of door met patroonlatten te werken.
- Gekantelde Zomer en winter
Zie voor deze variant op 4 en 8 schachten het artikel op de DOEN-pagina.
Taqueté
Op een zomer en winterrijging kun je ook een Taqueté weven. Dit weefsel weef je zonder een linnenbindingsinslag en ontstaat door een andere volgorde van inslaan. Dit weefsel wordt veel gebruikt bij vloerkleden of tassen. Het is een stevig weefsel. Het boek The techniques of rug weaving van Peter Collingwood geeft hier meer informatie over. De scheringkleur is onbelangrijk omdat die alleen zichtbaar is bij het begin en het eind van het weefsel. De inslagen bedekken de schering volledig dus is de kleur van de inslagen bepalend voor het uiterlijk. De volgorde van de inslagen veroorzaakt dat de draden over elkaar heen schuiven. Voor en achterkant kunnen daarom geheel verschillend van kleur zijn behoudens de blokjes waarin voor- en achterkant wisselen. Er zijn sterke zwevende zelfkanten (eventueel verdubbelen) nodig om dit zware weefsel in bedwang te houden. Ook de rest van het scheringmateriaal moet sterk zijn. Het is belangrijk om een goede berekening te maken van de hoeveelheid draden per centimeter. De inslagdraden moeten kunnen schuiven.